Daar is het dan, na een heel eind zeilen, midden in de oceaan, zien we een rots
opdoemen. Het zijn de Salvages eilanden (Wilde Eilanden). Bestaande uit een
groter en hoger eiland en een paar kleinere. Inderdaad met veel fantasie
Salvages Grande en Pequena genoemd. Wij hebben een vergunning aangevraagd en
gekregen voor een bezoek aan Salvages Grande.
Eendemosselen in close-up op de boei |
Maar het hoogtepunt van de reis naar de Salvages was het
bezoek van een school dolfijnen (tuimelaars) die wel een uur voor en rond de
boot zwommen. Zo lang en actief hadden we ze nog niet om de boot gehad. Het
leverde mooie foto’s en filmpjes op. Het was grappig dat je ze kan horen, Manon
dan, hele hoge piepjes maken ze. Ook grappig waren de wolken spuitpoep waarvan
ze zich geregeld ontdoen. Wij twijfelen over de kwaliteit van de vis hier en
gaan zelf dus maar niet vissen. We zagen
ook nog waterfonteinen van walvissen maar ze zwommen te snel om er heen te
gaan. Later voor anker zagen we er nog een aantal bij elkaar. Omgeven door heel
veel meeuwen. Dat wordt de rest van de reis goed uitkijken of we er nog meer
zien.
Dolfijnen met Salvages Grande op de achtergrond |
Maar dan Salvagem Grande zelf. We zijn er aan een mooring (meerboei aan een betonblok in zee) gaan liggen omdat we het ankeren in een kleine baai op rotsen met deining en draaiende winden niet zo’n fijn idee vonden. De parkwachters vertelden dat ze geregeld ankers vinden die achtergebleven zijn. En natuurlijk is het makkelijk zo’n boei, touwtje er om en klaar(zolang stroom en wind elkaar niet in de weg zitten en een heel regiment fenders nodig is het stalen gevaarte op afstand te houden). We kwamen om 16.00 aan en dachten ‘nog snel even’ naar het eiland te gaan (maar niets gaat hier snel, voordat we de bijboot klaar en overboord hadden was het 17.00). Op weg naar het eiland doken er grote dreigende wolken op. Dus maar weer omgekeerd, als er veel wind komt dan kunnen we straks met de bijboot niet meer terug komen naar LJS. Bovendien stond alles open en een regenbui in de boot is ook niet fijn. Inderdaad dat hadden wij weer. Het had hier het hele jaar nog niet geregend, komen wij er aan, valt er een buitje. Maar een kleintje, te weinig om de watertanks op het eiland te vullen.
mooie boeken met foto’s die ze lieten zien. Het meest bijzondere op het eiland is de enorme kolonie aan Cory shearwaters (Cory stormvogels) 75.000 broedparen. Overdag zijn de ouders op zee en s’nachts komen ze naar het eiland. Dat hadden wij de avond van te voren al gehoord toen wij dachten dat we geroepen werden. De vogels maken een heel eigenaardig pratend geluid. Ze nestelen in holen/gaten in de rotsen. We mochten een paar nesten bekijken waar jongen van 3 maanden oud in zaten, over een maand vliegen ze uit. Het wisselen naar het broedkleed is net begonnen. Na het uitvliegen blijven de ‘jongen’6 jaar op zee en keren dan terug om hun eerste ei te leggen, vlak bij het nest waar ze geboren zijn. Ieder jaar komen ze weer terug en wordt het nest iets groter met nog een paar extra steentjes. Verder leven bestaat uit heel veel hagedissen, 25 zilvermeeuwen (zijn hier een zeldzaamheid), klein bruin vogeltje met spitssnaveltje die vertaald uit het Portugees ‘klein weggetje’ heet ?!?, wie weet hoe die in het Nederlands heet mag het zeggen. Verder nog ongewenste muizen en konijnen waarvan de plaag zo langzamerhand onder controle is.
Wij hebben in de ankerbaai nog even gesnorkeld en waren
onder de indruk van de grote diversiteit aan vissen en visjes. En natuurlijk
van de drie grote baracuda’s die ons in de gaten hielden. Het water is hier
kraakhelder. Bij de boot kon je de bodem zien op 17 meter diepte, ongekend. Ergens
hebben we gelezen dat Jacques Cousteau nog nooit in zulk helder water had
gedoken als hier. Op deze eilanden en Madeira hebben ze trouwens ook al last
van de Chiguaterra bacterie waardoor je de vis die koraal eet (en de voedselketen)
daarna niet kan eten. Wij wisten dat dit in de Carieb een probleem is maar dus
ook al hier.
Om 12.00 gooiden we de lijn los van de meerboei en konden de
zeilen omhoog. Gelukkig was er een beetje wind. Bakstagwind en na een uurtje
hebben we de gennaker er op gezet met de Genua uitgeboomd. Wow precies goed met
deze zwakke achterlijke wind. We konden de hele dag zo verder, net voor donker
hebben we de gennaker er af gehaald om dit niet midden in de nacht te hoeven
doen (enorm groot zeil en dat is lastig in het donker). Halverwege de nacht was
de wind op, gingen we langzamer dan 1 knoop en starten we de motor. Stef heeft
het gepresteerd om 3 uur lang voort te dobberen met 1,5 knoop (erg langzaam,
zeg maar rollator tempo, hij heeft wel geduld).
De volgende ochtend komen al snel Lanzarote en Fuerteventura
in zicht, en dan duurt het nog heel lang. Dolfijnen zien we heel even en dan in
de verte weer spuitfontijnen van walvissen. Deze keer kunnen we de boot op hun
route manoeuvreren en komen ze vlak voor de boot langszwemmen. Waarschijnlijk
waren het grienden, een meter of 5 lang en een stompe kop. Het waren er 2, één
zwom direct voor de boot langs de ander verdween …. Gek genoeg deed daarna het
log (snelheidsmeter) het weer. Zou hij onder de boot doorgezwommen zijn en zijn
rug gekrabd hebben? Hoe dan ook, bedankt walvis, nu hoef ik er niet naar toe te
duiken.
Bij ondergaande zon varen we tussen Lanzarote en
Fuerteventure door en hebben we de Canarische Eilanden dan bereikt. Toch een
gek gevoel om dit op eigen kiel te bereiken. Toch anders dan met het vliegtuig.
In de haven vinden we in het donker nog een plekje aan de receptiesteiger en
drinken we ons aankomstbiertje en gaan na een wandelingetje over de marina
(veel restaurants en muziek in het bijbehorende resort). En dan eindelijk
lekker slapen na een mooie overtocht.