De overtocht van Maine naar Groenland via St Pierre samenvattend: windstil, vlakke zee en voor ons gevoel altijd het monotone gebrom van de motor. Nog nooit hebben we zo veel op motor gevaren. Tip voor Noordvaarders, koop een motorboot!
![]() |
Groenland in zicht, hier doen we het voor! |
Als we 18-7 vertrekken vanaf Seal Island is het heel rustig weer. Het is nog even genieten van de groene beboste eilanden waar we tussendoor varen naar open zee. We motorren weg van de Amerikaanse kust in de hoop wind te vinden buiten op zee. We vinden er vooral mist, Maine laat ons ook op de laatste dag genieten van zijn specialiteiten, mist en kreeftenpotten. We maken voor het eerst water met het nieuwe membraan en dat is een succes. TDS van 60, heerlijk zoet water. We zijn opgelucht dat onze flinke investering nu goed werkt.
![]() |
De tovenaar maakt van zout zoet water, lekker! |
Dag 3 op zee zien we weer leven in het water. Stef een haaievin, Manon een grote vis die onder de boot vandaan schiet. Verder zijn er geen bijzonderheden, het blijft mistig zicht varieert van 100 m tot een halve mijl. Bijzonder is dat er hier mist en wind tegelijk kan zijn.
We hebben 20
knopen wind en dat schiet lekker op. Ook vandaag weer even contact met de Seawind.
Zij varen op met de Hilma die we eerder in het Cape Cod Canal tegen zijn
gekomen.
Zij varen ca 100 mijl achter ons. We zien af en toe een vin boven
water komen (meer maanvissen?) en af en toe wat vogels. Het is niet koud, we
varen met de tent half open en zitten buiten lekker in de luwte.
21-7 onze 4-de dag op zee is een heerlijke dag met een rustig windje. We varen langs de oostkust van Nova Scotia ongeveer 20 mijl uit de kust. We hebben er door de mist nog niets van kunnen zien. Op eens duiken er drie zeehonden uit de mist op, even later zijn ze weer verdwenen. Ze zijn een stuk minder nieuwsgierig dan dolfijnen. We hebben ruime wind, ca 15 knopen. We voelen ons beide fit en uitgeslapen en halen de gennaker te voorschijn.
Genieten van het zeilen. Het is heerlijk weer dus we douchen op het achterdek. Heerlijk om weer even lekker fris te zijn. Om 17.00 is de wind op en gaat de motor weer aan. Even later horen we gepiep onder de kuipvlonders vandaag komen. Een zoektocht levert op dat de whitlock bevestiging voor de stuurcylinder op de roerkoning los zat en 10 cm gezakt was. Geen idee hoe dat kan gebeuren. We zetten de bouten weer goed vast en het euvel is verholpen. We hebben een hele mooie nacht, veel zeevonk (lichtgevende algen) in het water en varen onder een schitterende sterrenhemel. Het is zo rustig en helder dat Manon in de vroege ochtend probeert uit te wijken voor een opkomende ster. Het lijkt net een stoomlicht van een schip. Pas als de mast onwaarschijnlijk hoog wordt gaat er een lampje branden đ. De 5-de dag hebben we een schitterend mooie zonsopgang en varen op motor over een spiegelgladde zee. We spotten onze eerste walvis. Weer zien we een haaievin. Het is eigenlijk de eerste tocht dat we onderweg haaien zien. Houden die wellicht van koeler water? De watertemperatuur is nog niet echt gezakt en blijft rond de 15-16 graden hangen. We zijn inmiddels vlak bij Newfoundland. We maken water,(op de goede manier, soort van gecontroleerd vollopen via de watermaker) genieten buiten in T-shirt van het zonnetje. Proberen zonder succes te vissen. Afgelopen dagen op motor gaat het niet meer zo hard, dagafstanden van slechts 110 mijl. In de nacht kunnen we eindelijk zeilen. Alleen op genua om niet in het donker bij St Pierre aan te komen. Vlak bij Newfoundland komen we veel vissers tegen. Een dronken visser begint een vaag verhaal dat we moeten uitwijken voor zijn AIS baken. Hij wil niet zeggen hoe hij heet en ook niet waar hij dan vaart. Alles blijkt best ver weg te zijn. Als hij in een nuchtere vlaag beseft dat wij een langzame zeilboot zijn excuseert hij zich en mogen we doorvaren. Heel vreemd en vooral lastig om het goed in te schatten.23-7 om 7.00 s âochtends na 5 dagen op zee komen we na 619 mijl (1100 kilometer) aan op St. Pierre, Frankrijk. Het wemelt er van de zeevogels.
De havenmeester van St Pierre reageert niet op de marifoonoproep maar iemand van de zeilschool zegt dat de mooringen vrij zijn en we daar aan moeten gaan liggen. We wisten al dat we niet aan land mochten. We knopen vast en kijken eens rustig om ons heen. Het is een stadje op een vrij kaal rotsblok. Op de kant zien de gekleurde huizen er Scandinavisch uit. Voor het eerst zien we weer kleine autoâs Peugeots en Renaults, duidelijk Frans hier. Rondom nog wat kleine eilandjes en een drukke zeilschool. Er varen steeds kleine bootjes om ons heen, weer of geen weer, er wordt gezeild.
Om 14.00 komt de havenmeester langsvaren, hij gaat vissen. Als hij terug komt dan pikt hij onze losse dieseltanks wel op om ze voor ons te vullen. Daarnaast gaat hij op zoek naar het mailadres zodat we boodschappen kunnen bestellen bij de supermarkt. Hij blijkt een ruwe bolster met een blanke pit, super vriendelijk maar van gepaste afstand. Er is geen corona op het eiland en dat willen ze ook zo houden. De havenmeester is er niet blij mee dat er sinds vandaag weer vliegtuigen vanuit Parijs komen, veel te gevaarlijk.
We kunnen de wifi van de veerboot oppikken en gaan online om
de verdere tocht naar Groenland voor te bereiden en een bestelling te doen bij
de supermarkt. We mailen ook met de beide Zweedse boten om contact te houden en
ervaringen uit te wisselen. Zij zijn nog steeds onderweg, St John op
Newfoundland ligt nog zeker 300 mijl noordelijker.
Op 25-7 varen we om 8 uur weg van St Pierre. Er is nog geen wind en we starten op motor. We hebben nog een uurtje zicht op St Pierre en het buureiland Miquelon, zelfs zien we heel in de verste Newfoundland liggen. Het onbereikbare Canada. Dan valt er weer een dikke deken van mist ons alles heen. Het blijft vervelend varen zonder iets te kunnen zien. Geregeld kijken we op de radar maar zien boten niet of heel dichtbij. We hebben al de hele reis een Echomax aan boord liggen. Het is een actieve radar responder, hij piept als hij aangestraald wordt door een radar en zend een versterkt signaal terug naar de boot met de radar. Zo zijn we goed zichtbaar voor anderen en we worden zelf gealarmeerd. Vaak hoor je dat de AIS de radar wel vervangt. Dat betreft echter alleen vrachtschepen. Vissers zetten hun AIS vaak uit om hun visgronden geheim te houden. Als je erg dichtbij bent doen ze hem opeens aan. Niet erg fijn. We besluiten het ding nu aan een vlaggenlijn onder de bakboord zaling te hijsen en prutsen de kabel door de doradebox naar binnen. Zodra we hem aanzetten begint hij te piepen. We zien op AIS een boot op 34 mijl, zou dat hem zijn? In ieder geval zijn we nu voor de beroepsvaart (hebben altijd de radar aan) goed zichtbaar. Begin van de middag komt er wind en kunnen we met een knik in de schoot zeilen. Het is ook weer even helder. Het water is nog 15,6 graden.Om 8.00 de volgende ochtend trekt de mist een beetje op. De motor kan weer aan want de wind is weer op. We maken water(vullen de tanks). Om 10.00 is het echt helder en fris met 16 graden buiten. We zien veel vogels, papagaai duikers, jagers, stormvogels en Jan van Genten.
Het is duidelijk dat er te vissen valt op de Grand Banks. Maar geen spoor van dolfijnen of walvissen. In de middag een paar keer een poging tot zeilen. Met 8-10 knopen wind mee vaar je alle wind dood en gaan de zeilen door de deining heftig slaan. Dit slaan krijgt alles kapot en dus gaat bij ons dan meestal de motor maar weer aan. Hier in het hoge noorden hebben we ook het gevoel dat we moeten doorvaren. Liggen dobberen tot er heftige depressies over komen is ook niet alles. Eind van de middag piept opeens de Echomax. Een blik op de apparatuur levert een vrachtboot op 15 mijl afstand op. Fijn zoân alarm. Een groep dolfijnen houdt ons nog even gezelschap voor het donker wordt.
In de nacht hebben we stromende regen. Beide blijven we de
hele wacht hoofdzakelijk binnen, buiten 14 binnen 16 graden, brrr. Stef heeft
de ijsgrens (tot waar er kans op ijsbergen is) in de kaart gezet en we
verleggen onze route meer naar het oosten om er buiten te blijven. Wel kunnen we de hele nacht zeilen en met 15-20
knopen wind schiet het lekker op. Om 8.00 s âochtends hebben we een dag afstand
van 141 mijl afgelegd. Aan dek ligt de oogst van de nacht. Een klein stormvogeltje
en iets ondefinieerbaars dat het midden houdt tussen een roze tentakel en een
garnaal.
![]() |
Wat is er nu aan dek gespoeld? |
Ook de derde nacht is erg donker, van 19.30-2.30 is het
stikdonker en kunnen we een ijsberg echt niet zien. We hopen maar dat de ijskaart
klopt en er hier geen bergen en bergjes zijn. Wel waait het lekker en gaan we
als een speer. Sâochtends klokken we een dagafstand van 162 mijl. De bewegingen
van de boot zijn erg ruw en moet je je continue vasthouden. Beide hebben we
hoofdpijn, zal wel door het geslinger en de zorgen komen (wij zijn maar watjes die
stoer doen). Maar inmiddels kunnen we
onze koers van NO naar pal noord verleggen en dat vaart lekkerder. De boot
wiegt een beetje en het leven aan boord is veel aangenamer. Het gemurmel van
het water langs de romp is slaapverwekkend dus we slapen heerlijk. Wel gaan we
hard, steeds 7 knopen met surfend uitschieters naar 9. We hebben een stroming
uit het oosten waardoor we geen kans hebben op ijsbergen die vanuit Labrador
hierheen drijven/stromen/waaien. Dat geeft ook een fijn gevoel.
In de middag van de vierde dag zijn we beide buiten in de
weer. Genua weg en tweede rif er in. Het gaat hard en we hebben 24-28 kn wind
en een onrustige zee. Hierna vaart het een stuk rustiger terwijl we nog steeds
7 knopen lopen. Het regent al ruim een dag en we hebben ontdekt dat het dekluik
boven onze kooi lekt. Balen, slapen in de regen. Geregeld zijn we druk met
mailen via de radio. We houden contact met thuis en met de instanties in
Groenland. Zowel in verband met corona als ook om de ijssituatie in Groenland
te achterhalen. Na vruchteloze pogingen vragen we onze Zweedse kennissen of zij
al info hebben voor de aanloop van Groenland (zijn liggen inmiddels in St John
met internet verbinding). Blijkt dat de Groenlandse IJscentrale is opgeheven en
dit nu allemaal vanuit Denemarken wordt bijgehouden. Dan sturen we daar maar
eens een mail heen voor ijskaarten.
![]() |
Stef zit uren achter de radio voor mails en weerberichten |
De 5-de dag op zee komt de zon stralend op en is het lage drukgebied dat ons wind bracht door. We klokken onze laatste mooie dagafstand van 158 mijl. Om 11.00 gaat de motor aan. De wind is op, minder dan 6 knopen. We blijven rustig (5 knopen) op motor varen omdat we wel vooruit willen en niet wachten op het volgende (wellicht wel heftige) lage drukgebied. Het is heerlijk weer met een zonnetje en een steeds vlakker wordende zee. We douchen op het achterdek, best fijn weer even schoon. We zien in de verte spuitnevels van walvissen, helaas niet zo dichtbij dat we ze echt goed kunnen zien. Tijdens de borrel in de kuip komt er een groep grienden om de boot zwemmen. Het zijn er wel 20-30. Mooi om te zien hoe de kleine en grote beesten soepel door het water glijden en moeiteloos de boot bijhouden. Ze blijven zeker 3 uur in de nabijheid van de boot.
We benutten het rustige weer ook voor een controle van de boot en het roerkwadrant. Alles in orde. Het dekluik krijgt een nieuwe o-ring, hopelijk verhelpt dat de lekkage. Joepie, de Denen antwoorden wel op onze mail en de beste Jens stuurt de nieuwste ijskaartjes en info over ijsbergen langs de kust. We besluiten om meer noordelijk in Paamiut aan te landen. Daar zou minder ijs voor de kust zitten dan in Quaqotoq. We hebben geen idee hoe of wat dat dan inhoudt, meer of minder ijs..
Mijmeren over zee, waar blijven nou die walvissen. |
De volgende ochtend, dag 6, 126 mijl als dag afstand. Op
motor gaan we langzamer dan onder zeil. We hebben nog 3 dagen te gaan, het
einde komt in zicht. Volgens het weerbericht hebben we nog 1,5 dag geen wind.
Bijzonder om zo lang zonder wind te varen. Maar het kan hier echt spoken en dan
hebben we liever geen wind. We sturen een mail naar de havenmeester van St
Pierre om hem nogmaals te bedanken voor het halen van diesel, we hebben het
nodig! Verder hangen we wat rond in de boot. Een uurtje hebben we dichte mist
maar verder blijft het gelukkig helder. Stef monteert een schijnwerper voor op
de boot om s ânachts te kunnen gebruiken bij ijsbergen. Om 1.00 komen we binnen
een afstand van 250 mijl van Groenland en doen we onze eerste âGreenpos meldingâ.
Dit is verplicht en nu worden we gevolgd en in de gaten gehouden door de Deense
marine. Iedere 6 uur moeten we nu onze positie, weer en ijswaarneming doorgeven
per mail. Dit doen we trouw zelfs zonder dat we ooit een antwoord van ze krijgen.
![]() |
Altijd zijn we in het gezelschap van Noordse stormvogels |
Op 3 augustus na 9 dagen op zee naderen we Groenland. De
laatste 20 mijl trekt de mist weg en kunnen we wat zien. Donkere bergen met
daarboven de sneeuwkap. Heel onwerkelijk om dat te zien. Zijn wij echt zelf
naar Groenland gezeild? Het voelt echt als het einde van de wereld, en ziet er
ook zo uit. Als we vlakbij Paamiut zijn zien we op de kust onze eerste ijsberg.
Ze zijn er dus toch die ijsbergen die we vreesden. Stef herkent de bewoonde
wereld en ziet een grote plastic zak drijvenâŠ. Het blijkt een brok ijs, onze
eerste growler (klein ijsbrok, grotendeels onder water, die wel een enorme klap
geeft als je er tegenop vaart). De zon schijnt en er varen verschillende kleine
motorbootjes langs die aan het vissen zijn. Ze groeten meest vriendelijk.
Groenland gehaald! Poseren met onze eerste ijsberg. |
![]() |
Een plastic zak? Nee, onze eerste growler. |
![]() |
Welcome in Paamiut staat er, zo voelt het in eerste instantie niet met de politie die ons opwacht. |