zaterdag 28 maart 2020

Vast in het paradijs


Na 5 dagen Barbuda, omringd door schitterend aquamarijn water en witte stranden, al ruim een week verstoken van internet en berichten van buiten, komen we aan in Sint Barth. Het plan is om daar een paar dagen te blijven en rond te kijken voor we gaan klussen op St Martin en naar de BVI varen waar we bezoek zullen krijgen. Hoe anders loopt alles.

Ons paradijs Tintamarre, met op de achtergrond St Martin
Op 13 maart, in de schemering laten we het anker vallen tussen de minstens 100 boten die voor Gustavia, de hoofdstad van St Barth, liggen. Sint Barth is een eiland van niks, erg gewild als vakantiebestemming voor de jet-set. Het is een Frans eiland dus zodra het anker ligt gaan we on-line. Weer contact met familie en vrienden. De mogelijkheid een verjaardagsberichtje naar huis te sturen. Al lezend krijgen we het erg benauwd. De wereld om ons heen gaat in lock-down. Waarschijnlijk het woord van het jaar 2020. Nooit eerder gehoord en nu komt het hard onze wereld binnen. We krijgen berichten binnen van andere boten dat ze niet meer kunnen inklaren en de toegang tot eilanden (veelal zelfstandige souverijne staten) geweigerd wordt. In Nederland wordt iedereen aangeraden binnen te blijven, Italië is het nieuwe China en zit op slot. Binnen een uur hebben we besloten om de volgende ochtend vroeg gelijk naar de dichtst bij zijnde haven op St Martin (het Franse deel) te varen en nog te proberen in te klaren. We kiezen voor St Martin want het is Frans, deel van Europa, ons telefoonabonnement is geldig dus we blijven in contact en op de hoogte, er is een redelijk goede bevoorrading en voldoende beschutte ankerbaaien (in tegenstelling tot St Barth, dat we slecht slapen hier komt niet door corona zorgen maar het geslinger op de ankerplek).

De volgende ochtend gaan we bij zonsopgang anker op voor de 15 mijl naar Oyster Bay, St Martin. Met een naar gevoel in onze onderbuik halen we de gele quarantaine vlag naar beneden. Deze hoor je te hijsen als je een land binnen vaart tot je officieel bent ingeklaard bij de douane. We willen nu even niet dat er iemand weet dat we nog niet officieel binnen zijn. Al snel hebben we Oyster Bay in zicht. Terwijl we voorzichtig proberen tussen de riffen door te varen, waar de verwachtte bakens ontbreken, zien we dat de steigers kapot zijn en van de havengebouwen alleen ruïnes resten. We keren om. Het is duidelijk dat men hier de vorige ramp, orkaan Irma in 2017, nog niet te boven is. We varen nog 15 mijl naar Anse Marcel. Daar zou een kleine haven moeten zijn waar je kan inklaren bij de havenmeester. Als we binnenvaren via het smalle kanaaltje zien we dat het hotelcomplex deels open is en deels nog wordt herbouwd. De eigenlijke haven is voor de helft toegankelijk, de andere helft ligt nog vol wrakken. Het wordt ons duidelijk dat onze veilige haven er één is die nog druk bezig is met de wederopbouw. Maar we kunnen bij de steiger en er is water. Om op alles voor bereid te zijn vullen we gelijk onze watertanks. Bij de havenmeester kunnen we inderdaad inklaren. Hij is reuze vriendelijk en is nog niet zo bezig met Corona of COVID 19 zoals iedereen het hier noemt. Er hangt een briefje van de regering in Frankrijk dat mensen die uit China komen niet mogen worden toegelaten. 
Opgelucht varen we na een uur de haven weer uit met onze stempels. We zijn binnen! Buiten in de baai gaan we voor anker. Tegen het eind van de middag vragen we een charterschipper waar we uit eten kunnen om het te vieren. Hij verwijst naar de naast gelegen baai waar veel meer te doen is. Net voordat de zon onder gaat varen we naar Grand Case waar inderdaad meer boten liggen en een dorp op de kant is. We gaan uit eten nu het nog kan. Het is genieten van Belgische frieten en Belgisch bier.

De volgende ochtend is het eerste wat we op internet lezen dat de restaurants en café’s in Frankrijk moeten sluiten, en hier dus ook. We gaan de wal op om boodschappen te doen bij de kleine Chinese supermarkt. We kopen wat meer dan we eigenlijk van plan zijn met een langere afzondering in ons achterhoofd. De volgende dag (16 maart) varen we naar Tintamarre, een onbewoond eilandje aan de noordkant van St Martin. Er zijn niet veel boten en we nemen de mooring
LJS aan mooring in het azuurblauwe
water van Tintamarre
bovenwinds van alle andere en zo beschut mogelijk in de hoek. Het is er schitterend! We waren er eerder in 2016 toen het wemelde van de schildpadden en dagjesmensen. Nu zijn er alleen de schildpadden. De eerste twee dagen zien we nog dagjesmensen. Daarna wordt het ook steeds rustiger met charterboten. Na het weekend is het helemaal rustig als het laatste vliegtuig op 22 maart naar Amerika is vertrokken met de mensen die hier op (charter)vakantie waren. Het is erg onwezenlijk hoe snel alles kan veranderen. Van zorgeloos rondvaren en kennismaken met de mensen om je heen tot aan je mooring blijven liggen en alleen naar de kant als het er rustig is en dan angstvallig afstand houden van de andere ‘geïsoleerden’.

We houden nauw contact met onze geplande bezoekers. Tot onze beider grote teleurstelling kan het bezoek niet doorgaan. Zij komen de BVI niet meer in. Het idee om te verplaatsen naar Sint Maarten laten we ook al
Via internet wordt duidelijk dat
alle eilanden in lock-down gaan
snel varen want dan komen ze er de komende weken niet meer weg. Het is niet anders, gelukkig krijgen ze een voucher en kunnen we elkaar ergens komend jaar op een andere plek treffen.

Voor we het weten liggen we een week bij het eiland. De tijd vliegt eigenlijk voorbij. Van de telefoon krijgen we waarschuwingen dat we schermtijden van 4-5 uur per dag halen. We proberen zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van alle ontwikkeling en ook langzaam onze opties voor later te verkennen. 1 juni begint hier het orkaanseizoen en dan is het onverstandig om hier te blijven. We zijn op Facebook lid van de groep ‘Nederlanders in de Carieb’ waar ongeveer 100 boten op zitten die hier inmiddels allemaal ‘vast’ zitten. De opties die in de groep langskomen zijn in mei naar Nederland varen of naar Curaçao, net buiten de orkaanzone. Momenteel zit Curaçao dicht en heeft het druk met de corona gevallen onder de eilanders die net gerepatrieerd zijn. Een paar mensen hebben het initiatief genomen om voor de groep toegang tot Curaçao te krijgen, super! Het is fijn om van gedachten te wisselen over mogelijkheden en contact te hebben met andere mensen vanuit de afzondering waarin we zitten. We staan niet alleen maar kunnen elkaar helpen.

Wij hopen zelf nog steeds dat we ons plan voor noord kunnen blijven volgen en verkennen ook de opties naar Amerika en Canada. Voor Amerika hebben we aansluiting gezocht bij een Rally (georganiseerde groep) die gezamenlijk terug naar Amerika vaart en ook voor niet Amerikanen open staat. Ze houden ons goed op de hoogte en hebben duidelijk korte lijnen met de instanties. Er is veel onduidelijkheid in de USA. De grenzen zijn nog open, nieuwe visa worden niet meer verstrekt en sommige havens zijn uit eigen beweging gesloten.

Bovenstaande betekent niet dat we in paniek zijn. We tellen onze knopen en zijn blij dat we hier liggen. We hebben nauw contact met familie in Nederland en daar is nog niemand ziek. Het is een mooie plek waar we nog kunnen bewegen. Trouw zwemmen we iedere dag rondjes om de
Kop in het water, flippers omhoog
en afwachten maar. Jopie doet het ons voor.
boot. We kunnen snorkelen en genieten van de vissen onder de boot. Af en toe steekt een schildpad zijn kop op naast de boot. Het is grappig zoals ze soms hun kop dan weer onder water steken en hun flippers stil in de lucht houden. Net een struisvogel met de kop in het zand en handen geheven… ‘ik weet het ook niet meer’. Of is dit laatste het spiegelen van ons eigen gevoel op deze zorgeloos rondzwemmende beesten.

Af en toe gaan we even naar het eiland om de benen te strekken. Zo ook gisteren. Met schoenen en een droog shirt in de tas zwemmen we naar de kant. Het is bewolkt dus hopelijk niet te warm voor een ‘lange’ (het eiland is maar 1 bij 2 kilometer) wandeling. Het eiland is een natuurreservaat, niet bewoond en de bezoekers komen voor de schildpadden en het strand. Er wordt nauwelijks gelopen dus paden zijn er niet. Over de eerste helft komen we goed vooruit over wat geitenpaadjes en grasvlaktes maar als we via de andere
kant terug willen lopen we vast in dicht struikgewas en cactussen. Deze laatste gaan dwars door de zolen van onze schoenen heen. Het wordt een hele strijd om weer terug te komen. Uiteindelijk lopen we 6,5 km in bijna 4 uur op een bijna vlak eiland. Maar dan hebben we ook wel het hele eiland gezien.
Restanten van de oude
suikerriet verwerking
 
Anno 1804
Help cactussen, de stekels gaan
dwars door onze zolen heen.
 
Voorzichtig stappen we door de (hier nog
goed begaanbare) bush bush heen


In het midden van het eiland treffen we een verlaten boerderij anno 1805. Er staan nog veel muurtjes om percelen af te bakenen en restanten van gebouwtjes. Verroeste drukvaten en kookpotten verraden dat het waarschijnlijk een suikerrietplantage is geweest. Het zijn de restanten van een andere tijd. Suikerriet komen we echter nergens tegen. Daar rondwandelen geeft een blik op een wereld verlaten door mensen. Het vormt in deze tijd, vol berichten over corona en rekensommetjes over hoeveel miljoen mensen er dood gaan bij 2% sterfte, een lugubere
We treffen een neergestort vliegtuig. Het doet
onze apocalyps gevoel nog versterken.
aanblik. Als we dan denken aan de berichten hoe snel het virus zich nu in Amerika verspreid, men daar 30% werkloosheid verwacht door de komende crisis. Dat de grenzen daar nog open zijn en er nauwelijks maatregelen worden genomen. Dat de mensen er geen Wc-papier maar geweren inslaan, dan vrezen we het ergste. Amerika schrappen we in gedachten van ons lijstje. We lezen in het blog van ‘We Leaf’, reizigers die momenteel per ski in noord Canada ronddwalen, dat zelfs in het altijd zo gastvrije Canada en New Foundland deze vriendelijkheid in enkele dagen is omgeslagen in een soort angst richting vreemdelingen, de beoogde verspreiders van het virus. Ook het zuiden is helaas geen optie, heel Zuid Amerika is in lock-down en niet toegankelijk meer. Het is afwachten wat komen gaat.

We zijn blij dat we hier liggen. De mensen die we tegenkomen op het strand of de af en toe langsvarende gendarme zijn allemaal vriendelijk. Er is hier nog geen sprake van lokale bewoners die zich tegen de cruisers keren omdat zij verspreiders zouden zijn van het virus. Op sommige eilanden is dat wel het geval horen we. Het is ook aan ons cruisers om ons te houden aan de lokale maatregelen. We verbazen ons er over dat er nu nog boten zijn die van eiland naar eiland varen. Stay at home betekent voor ons, blijf op je plek. Niet neem je huis op en wandel. De eilanden in de Carieb hebben niet veel voorzieningen voor ziekte gevallen. Met 4 IC-plekken is het op Sint Maarten bekeken op St Martin zijn het er waarschijnlijk niet veel meer. En deze behoren tot de eilanden met de betere voorzieningen. Dat maakt het nog belangrijker om afstand te houden en te zorgen dat je niet ziek wordt. We zijn hier te gast en dat moeten we terdege beseffen. Wij denken nog aan opties om te vertrekken, lokale bewoners hebben geen opties. Dus ook al zitten we allemaal in hetzelfde schuitje, dat van ons kan varen en geeft ons altijd nog de mogelijkheid om te vluchten. Hoewel dat natuurlijk ook erg betrekkelijk is als alle havens en landen in lock-down zijn.

Voorlopig zitten we hier dus nog wel even vast in dit paradijs. We vermaken ons wel. Het is ook wel leuk om eens ergens wat langer te liggen. We herkennen inmiddels de kleine schildpad die geregeld rond de boot zwemt. Een groep Sergeant Majors (zwart-geel gestreepte visjes) heeft bezit genomen van onze zwaardkast en zwemt vrolijk in en uit. We lezen, Facebooken, werken het blog eindelijk wat bij en genieten van de mooie omgeving waarin we gestrand zijn. En natuurlijk hebben we altijd nog een flinke klussenlijst waar we nog niet eens aan begonnen zijn.

Een hoge rand koraalpuin vormt een waterkering langs het eiland
Koraalpuin, de oorspronkelijke structuur van het koraal is nog heel goed te zien

De ruige noordkant van 'ons' eiland


zondag 22 maart 2020

Whats in a name, Antigua en Barbuda

Wat moet je op het land als je op het water kan zijn. Ons bezoek aan Antigua en Barbuda liet ons dwalen en dromen langs plekken met namen als Nonsuch Bay, Green Island, Ten Pound Bay, Spithead Channel en Stef zijn favoriet Maiden Island ancorage. Wat waren we nog heerlijk onwetend van het Corona virus dat langzaam donkere wolken aan de horizon vormde.

Na een mooie dag zeilen komen we op 5 maart aan in Falmouth Harbour op Antigua. We leggen de 57 mijl vanaf Guadeloupe af in  9 uur tijd. Dit is het mooie aan deze rij Caribische eilanden. Altijd een windje ongeveer
Aankomst op Antigua
half en het volgende eiland is in een dag te bereiken. We waren eerder in Falmouth Harbour (de naam van een hele ruime beschutte baai een de zuidkant van Antigua) en hebben gelijk voor de ruimte gekozen boven de drukte en warmte van English Harbour/Nelsons Dockyard. Om onze nieuwe bestemming te vieren gaan we s’avonds uit eten. Onze beide bankpassen werken niet☹. Later ontdekken we dat we eerst een keer
Heerlijk gegeten, onwetend
dat het de laatste keer was
moeten pinnen in een nieuw land voor de passen in een betaalautomaat werken, weer wat nieuws.

De volgende ochtend komt de Franse buurman langsvaren. Hij legt een bediening, schroef en wat klein spul van een Torqueedo (onze elektrische buitenboordmotor) op het dek en zegt “Alsjeblieft”. Pardon, wat is er aan de hand… Hij heeft een Torqueedo gehad, kapot gegaan, na een dure reparatie nog een keer kapot en is weer overgestapt op een benzine motortje. Deze onderdelen had hij nog liggen en waren nu voor hem niet meer nuttig. We vragen wat hij er voor wil hebben (best dure
Overal hagedissen, zo poseren ze niet vaak
onderdelen!). Niets, hij heeft er toch niets aan. We zijn er stil van wat een cadeau! Dit zijn erg kwetsbare onderdelen en van de bediening hadden we geen tweede. Hij wil er niets voor hebben, dat wordt zwaar piekeren hoe we hem toch een beetje tastbaar kunnen bedanken. Nog steeds
Fort bij toegang tot Nelsons Dockyard
onder de indruk wandelen we naar Nelsons Dockyard om in te klaren. We dwalen gelijk even wat rond over dit historische erfgoed. Je waant je terug in de tijd van Nelson. Inklaren gaat soepel, de beambten zijn onveranderd erg chagrijnig hier. Het valt ons wel op dat iedereen in het douane kantoortje handschoenen draagt. Maar zo lang je niet uit China komt is er verder geen probleem. Na het inklaren gaan we op de koffie bij Ank en Keimpe van de Gaia, het is altijd gezellig even bekenden te treffen en bij te kletsen. Ook zij zijn van plan om de baaien en eilanden aan de oostkant van Antigua te bezoeken. Ze raden een mooie wandeling aan in de buurt. Omdat we toch wel iets van het eiland zelf willen zien gaan we in de middag op pad. Via Nelsons Dockyard
Boten voor anker in Falmouth Harbour. Zoek en vind LJS.
wandelen we over het schiereiland met resten van de oude verdedigingswerken. Het is af en toe een flinke klim in de hitte en brandende zon, vergezeld door de hier nooit ontbrekende geiten. We hebben mooie vergezichten over de oceaan en over Falmouth Harbour.
LJS gespot
Op de terugweg drinken we wat bij het strand waar de boot vlak voor ligt. Wat is een koud drankje lekker na zo’n wandeling. Ze hebben goed internet (5G wow). Helaas kunnen we het signaal op de boot niet oppikken. Bij het terras hangt een voederbak voor vogeltjes waar het miegelt van de kleine gele
vinkjes. Het vliegt kwetterend af en aan, een prachtig gezicht. Terug op de boot moeten we bijkomen, we hebben lang niet zoveel gedaan op 1 dag.

De volgende dag gaan we s’ochtends nog even naar de kant met als doel de roeisters te verwelkomen die tegen de middag zouden arriveren. Als we de wifi van het restaurant oppikken blijkt dat ze ernstig vertraagd zijn en niet voor de avond aankomen. We versturen nog een paar laatste berichtjes met de wifi en vertrekken uit de haven voor een paar dagen off-line zeilen. Buiten op zee turen we naar de AIS, waar zijn de roeisters?? Al snel zien we het icoontje verschijnen. We kruisen naar het oosten en mikken het zo uit dat we ze tegenkomen. Tjonge wat een notedop. En roeien in die golven is vrijwel onmogelijk, de paddels zijn meer uit het water dan er in. Geen wonder dat ze niet vooruit komen. Toch hebben we veel bewondering voor ze, 3000 mijl ‘roeien’ en 86 dagen op zee! Wij vonden onze 18 dagen al lang duren. Deze beide dames zijn de laatste van de groep die we maanden eerder op Gomera hebben uitgezwaaid. We toeteren en schreeuwen om ze aan te moedigen voor de laatste mijlen. Ze zwaaien enthousiast terug. 

In Nonsuch Bay gaan we voor anker achter Bird Island, een kruimel van een mooi groen eilandje in helder blauw water. Wat een uitzicht! Het is inderdaad een bijzondere mooie beschutte baai. Even verderop ligt de
Gaia. De volgende ochtend gaan we gezamenlijk snorkelen op het rif dat deze baai afschermt. Er zitten wat mooie visjes maar het meeste koraal is gebleekt en ziet er doods uit. We spotten een barracuda en een rog. Om terug in de bijboot te komen proberen we de bijbootrol. Het lukt! Inderdaad veel makkelijker om in de bijboot te komen. Hou wel je duikbril op om niet proestend met een neus vol water boven te komen. Maar pas op, bij een lichte bijboot kan het gevolg zijn dat je met bijboot en al omrolt.  

Voor de lunch besluiten we naar de volgende baai te zeilen. Het is vlakbij maar vergt lastig navigeren tussen riffen. Het moet daarom midden op de dag zodat je de zon boven je hebt en goed zicht op de kleuren van het water. Zo eye ball-navigeren we via het Spithead Channel, Nonsuch Bay uit en slingeren we ons om koraal eilandjes heen langs Great Bird Island de volgende baai weer in. Er staan een paar stokken, net als de prikken op het Wad, maar die staan heel anders dan op de kaart. Vooral met een goede zonnebril is het diepe water goed van het ondiepe water te
Mooie afsluiting van weer een super dag
onderscheiden. Het was even spannend om de baai in te komen, maar gelukkig weinig wind dus we konden heel rustig onze weg zoeken. En het scheelt natuurlijk dat we maar 90 centimeter diep steken. We lopen niet zo snel vast. We vinden een mooi plekje, alleen in de verte liggen twee 
andere boten. Dit is zoooo mooi, al die kleuren blauw om ons heen. Keerkringvogels als enige rust verstoorders en kleine eilandjes en riffen om met de bijboot te bezoeken. Niet te hard varen om de schildpadden de tijd te geven weg te zwemmen. We liggen om de haverklap in het
water. De temperatuur in het water is een stuk aangenamer dan die op het land. Bij ieder snorkeltochtje zien we nieuwe gekleurde visjes.Vissen in alle soorten, maten en kleuren. Er is meer leven te ontdekken in en boven het water dan aan land. We zijn zo relaxt dat we zelfs een klusje doen, er komt nog een extra anode op de schroefas.


Het duurt twee dagen voor we ons weer los kunnen weken van deze mooie ankerplek. Vanaf Red Head Island varen we naar Horse Channel om de wateren van Antigua te verlaten. Het is een heerlijke zeiltocht van 35 mijl. De hele weg blijft het ongeveer 20 meter diep, Antigua en Barbuda liggen op dezelfde plaat. Meestal betekent de tocht naar een ander eiland ook een ‘sprong’ over een onderwaterkloof van 100-den meters. Beide eilanden vormen ook samen 1 land waarbij alleen een paar erg op rust gestelde mensen in het enige dorpje op Barbuda wonen (1600 mensen als wij daar zijn, een deel is na de orkaan nog niet teruggekeerd).  

Barbuda in zicht
Pas op een afstand van 6 mijl (vlakbij) zien we Barbuda
verschijnen. Het is zo plat als een pannenkoek. Het gebergte met de naam Highlands ligt aan de andere kant van het eiland. Het heeft de schokkende hoogte van 40 meter. Zelfs in Nederland lachen we daar om.
Ruïne van het ooit luxe hotel
We zeilen langs de riffen naar Low Bay. Het water is erg troebel, de riffen zien we alleen door de branding die er op staat. We zien geen enkele bebouwing tot we in Low Bay zijn. Daar staat een voormalig hotel en restaurant. Volledig verwoest door orkaan Irma in 2017. We laten het anker in 4 meter diep ondoorzichtig aquamarijn kleurig water vallen. Het is lang geleden dat we de bodem niet konden zien naast de boot. Het water is opgeklopt door de flinke noordelijke swell die er staat.


s ’Ochtends vroeg varen we naar het strand en maken een lange strandwandeling over het eindeloze strand (bijna 20 kilometer lang). 

Het zand schijnt roze op van de restanten van roze schelpjes die er in 
Eindeloos wandelen over roze strand
zitten. Het is bizar mooi tegen de aquamarijn kleurige water. De swell heeft ons ook opgeklopt dus na de strandwandeling zeilen we terug langs de kust van Barbuda naar Boat Harbour. Het is een kleine pier met baaitje waar ook de veerpont vanaf Antigua aankomt. We ankeren zo ondiep mogelijk om beschutting achter de pier te hebben. We geven 20 meter extra ketting om nog verder terug te zakken zodat de
veerpont geen last van ons heeft. Het ligt redelijk rustig en er is van alles te zien met mensen die af en aan komen bij de wachtende veerboot. Als we aan land komen komt Solomon op ons af, een grote rastafari die vraagt of wij naar de fregatvogelkolonie willen. Hij biedt excursies aan. Inderdaad daar willen wij wel heen en naar het dorp, Codrington, om uit te klaren. Hij regelt gelijk bij zijn vriend de taxi voor morgen. Wij houden de excursie naar de vogels nog even optioneel omdat die voor twee personen wel heel erg duur is.

Als we de volgende dag aan het ontbijt zitten zien we een zeilboot aankomen. Hij vaart recht op het rif voor de haven af. De brekers zijn duidelijk te zien. We roepen hem op via de marifoon maar geen antwoord. We zwaaien heftig en wijzen maar geen reactie op de boot. 2 minuten later vaart hij frontaal op het rif. Hij draait er op en krijgt een
LJS voor anker in een droom
flinke helling. Het lukt ze echter ook om er weer af te komen. Wat een mazzelaars, ze zaten aardig hoog. We konden het goed zien het was nog geen 100 meter bij ons vandaan. Even later komen ze toch via de markeringen de baai in en gaan voor anker. Stef vaart er heen om te kijken of ze hulp nodig hebben. Het is een ouderwetse degelijke langkieler, ze komen er met een paar krassen van af. Ze zijn ook hier om uit te klaren. Komt mooi uit kunnen ze mee in de taxi. Een uur later staan we allen klaar voor Solomon en de taxichauffeur. De Amerikanen hadden nog niet van de fregatvogelkolonie gehoord maar wilden best mee. Mooi, onze excursie in kannen en kruiken. Bij het uitklaren mocht alleen de schipper het douanekantoor in en binnen droeg iedereen handschoenen. Buiten vertelde één van de Amerikanen dat hij over twee weken on-line een praktische vaarcursus moest geven omdat het contact met de leerlingen niet langer mogelijk was. Het waren de eerste gesprekken die wij over corona voerden. Na het uitklaren op naar de haven van Codrington. Deze haven ligt aan de enorme lagune die bijna de helft van Barbuda in beslag neemt. Met de open motorboot van Solomon scheurden we naar de andere kant van de lagune. Hij keek zielig naar de voorbij jakkerende andere boten. Zijn 40 pk haalde het niet bij de 60 of meer van de andere. Zijn 60 pk is verloren gegaan tijdens de orkaan toen de boot in de mangroven was geparkeerd. De boot is de orkaan heel doorgekomen maar de motor niet. Iedereen was van het eiland geëvacueerd en mocht pas na 3 maanden weer terug. Toen had het zoute water al te veel schade aangericht aan zijn motor. Wij waren blij dat we een excursie bij hem deden en zo wat geld in het laatje brachten. Ook z’n huis was nog niet weer volledig hersteld. In het dorp zagen we wel dat alle huizen of een nieuw of geen dak hadden. Onvoorstelbaar wat een verwoesting zo’n orkaan aanricht.

Fregatvogels. Met rode krop de mannetjes, met witte kop zijn jonge vogels
Maar we kwamen voor de fregatvogelkolonie. Dé bezienswaardigheid van Barbuda. Aan de overkant van de lagune komen we tussen de

 
mangroves. Die bomen zitten vol met fregatvogels. Grote zwarte vogels, ze hebben een spanwijdte van meer dan 2 meter. Ze wegen ongeveer een kilo, relatief erg weinig. Het zijn door dit lage gewicht (geen vet) zijn het de enige zeevogels die niet kunnen zwemmen. Ze leven van vissen die ze vliegend uit het water plukken of nog vaker stelen van andere
Vooral in vlucht zijn het schitterende vogels
vogels door die in duikvluchten te bedreigen zodat ze hun buit laten vallen. De fregatvogels plukken die dan uit de lucht en eten het vliegend op. In deze kolonie leven zo’n 20.000 van deze vogels. De mannetjes staan stil op een tak met hun rode krop als een ballon opgeblazen te wachten tot een vrouwtje in ze geïnteresseerd is. Passievere mannetjes komen er in de dierenwereld waarschijnlijk niet voor. De dieren zijn pas na 2 jaar volwassen en blijven lang op het nest. We zien kuikens, pubers en volwassen vogels, alles door elkaar heen. En vooral heel erg veel. Schitterend om te zien. Op de terugweg in de taxi vraagt de taxichauffeur wat wij van corona denken. We denken er nog niet zo veel aan, een ernstige griep vooral. Het schijnt dat zowel de taxichauffeur als de Amerikanen zich al wel wat zorgen maken. (Lang leve het off-line zijn, er gaat wat onrust langs je heen 😉.)


Terug bij de boot gaan we anker op en varen terug naar Low Bay. Het weer is rustiger en het water is er veel schoner dan in deze ‘haven’. Het
is weer een tochtje door onvoorstelbaar blauw water. Het is aquamarijn en ontelbaar veel andere tinten van knal blauw tot fel groen. Je kunt er naar blijven kijken en niet te beschrijven zo mooi. We liggen al vroeg weer voor anker. Het strand zoomt roomwit en licht roze de aquamarijn blauwe zee af. Het is zo mooi dat Manon voor het eerst haar schilderspullen te voorschijn haalt om de kleuren vast te leggen.


Het resultaat van noeste arbeid
Eind van de middag varen we nog even met de dinghy naar het roze strand. Er staan, verlaten van alles, zo maar twee gietijzeren tuinbanken. Gewapend met een sundowner (rum punch) genieten we er van de zonsondergang. Wat een verschrikkelijk mooi leven hebben we zo. Helaas niet op de foto want na al dat moois van de hele dag was de batterij leeg.

De volgende dag varen we naar Sint Barth en vallen, eenmaal weer on-line, vanuit onze droomwereld rauw in de hectiek en angst van corona. Hoe we dat ervaren is reeds eerder in een blog verschenen.

vrijdag 20 maart 2020

Gedeeld plezier is dubbel plezier in Guadeloupe


Guadeloupe hebben we uitgekozen om bezoek aan boord te krijgen. We zeilen langs de groene eilanden en snorkelen in de vele mooie baaien die deze Franse speldeknop rijk is.
Guadeloupe is erg groen, uitbundig overweldigend groen
We komen volgens planning net voor ons bezoek aan in Guadeloupe. We doen eerst Marie Galante aan om in te klaren in Grand Bourgh. Dit plaatsje heeft een klein haventje waar nauwelijks ligplaatsen vrij zijn maar waar je midden in de haven mag ankeren. Het voelt een beetje vreemd met de af en aan varende veerboten, maar alles gaat goed en we liggen er heerlijk rustig. We treffen er een hele aardige Franse vastelander als douanier die gezellig kletst en de formulieren voor ons  invult. Wat een mazzel, meestal moeten we dat op de Franse eilanden zelf doen. Een bezoekje aan het toeristenbureau leert ons dat er op Marie Galante slechts één dag carnaval gevierd wordt en wel op zaterdag. Die onthouden we want carnaval meemaken staat op ons to-do-lijstje voor de komende twee weken. Op 18 februari varen we door naar Gosier, een tocht met pittige regenbuien onderweg. Ook de wind en de golven maken de tocht een uitdaging die we al een tijdje niet meer hebben gehad. Gosier is een ‘badplaats’ op het hoofdeiland van Guadeloupe. Er ligt een klein eilandje voor de kust waar achter je een soort van beschut kan liggen. In de middag komt ons bezoek aan boord. De steiger voor de bijboot hebben we nog niet gevonden dus de eerste uitdaging krijgen de beide dames gelijk voor hun kiezen. Kleren uit, boven je hoofd houden, in badpak naar de bijboot waden door de hoge golven (daarom landde Stef niet op het strand) en dan in de bijboot klimmen. Ze vinden het leuk?!?! We kletsen de hele middag bij onder het genot van cocktails van gekke tropische vruchten en schommelen dat het een lieve lust is. De dames worden niet zeeziek. Als ze dat zo niet worden dan gaat het straks onderweg ook wel goed. s ’Avonds gaan we uit eten om het begin van hun, en dus ook onze, vakantie te vieren. Gelukkig hebben we inmiddels gezien waar de bijboten heen varen en kunnen we bij een steigertje aan land. Wel zo handig.

De dames hebben heel voortvarend bij aankomst gelijk voor twee dagen een auto gehuurd om het eiland te verkennen. We scheuren twee dagen lang over het hele eiland. Hetgeen zeeziekte tot gevolg heeft bij Stef.
En daar zijn we niet alleen...
Een mooie wandeling door de jungle brengt ons bij de waterval.

 Maar gelukkig heeft hij dat op de boot al schommelend achter ons anker niet meer. Helaas is het weer nogal wisselvallig in deze dagen en verdwijnt de mooie groene natuur geregeld achter dichte regensluiers.
Het regenwoud doet zijn naam eer aan :-)
Toch hebben we weer een mooi beeld van Guadeloupe gekregen waarbij heel duidelijk het verschillende karakter van de beide helften te zien is.
Het hoge westelijke deel heeft steile groen beboste ‘bergen’, het platte oostelijke deel is een landbouw gebied vol met kleine dorpjes en lintbebouwing. Overal staan koeien aan een touw, ieder in het gezelschap van een zilverreiger. In dit deel wordt nog suikerriet verbouwd. De laatste auto dag doen we boodschappen voor
St Anne staat bekend om zijn typische
zwart-witte begraafplaats. Een verkoopster
heeft er een hele centrale plek gevonden.
paar dagen en verhuizen de dames met hun bagage van het pension (om eerst rustig te acclimatiseren) naar de boot. Op 21 februari varen we naar de haven van Point-a-Pitre om water te tanken. Manon vraagt netjes bij de kassa of we water mogen tanken. Prima, zelf doen (of zo iets in het Frans). Als we eindelijk alles hebben aangesloten en het water in de tank loopt komt de man uit zijn winkeltje. Hoeveel water hebben jullie nodig en je mag hier niet tanken dan moet je ook diesel afnemen. Heel raar, de man voor ons haalde ook alleen water. Er wordt wat gediscuteerd, ons bezoek spreekt vloeiende frans (is zelfs Française, wat een gemak!).  Maar de man is niet over te halen, ook niet als we 60 liter diesel erbij afnemen. Erg vreemd, zo iets hebben we nog nooit meegemaakt. We moeten van hem naar de marina om water te tanken. Ten slotte roepen we de marina maar op. Daar is men uiterst vriendelijk. Vragen nog waarom we niet bij het tankstation watertanken als we daar liggen. Maar we mogen in de haven tanken, in box gelijk aan de overkant. Wat een geluk, we maakten ons al zorgen waar we water konden krijgen, zoveel havens zijn hier niet. Na het tanken kunnen we eindelijk zeilen. Het is al laat maar we kruisen nog naar Petit Havre waar we voor anker gaan en snorkelen.  s ’Avonds eten we echte aan boord gebakken Franse crêpes.


Iedereen slaapt goed die eerste nacht aan boord. Na een relaxt ontbijt gaan we anker op en zeilen naar Marie Galante. We hijsen nog wel het grootzeil maar van zeilen komt het niet, er is geen wind. We snorkelen even bij Iles du Viex Fort, helaas te veel stroming om echt bij het eiland te komen. We maken een stop voor de lunch bij Point Massacre, er staat veel swell (liggen bijna in de branding). We varen nog iets verder langs de groene kust om een rustiger plek te vinden. Tijdens het zwemmen onderweg vinden we nog een fish trap (grote kooi) waar het boeitje af is en die dus niet meer door de vissers teruggevonden kan worden. Er zitten diverse mooie rifvissen in. Al snorkelend knippen we de kooi open zodat de vissen kunnen ontsnappen. Bij Port Louis liggen we redelijk in de golfluwte en gaan we voor anker.  

De volgende dag maken we een korte zeiltocht naar Grand Bourgh. Deze keer gaan we buiten de haven liggen om schoon water te hebben om te kunnen zwemmen. Zonder zwemmen is het in de hitte niet uit te houden. We liggen vlak bij een rif en dat is erg mooi snorkelen. Veel gekleurde vis en langoustines. Eind van de middag gaan we naar de kant voor het carnaval. Al snel zien we de eerste groep aankomen. Het is een
Haat en nijd tijdens carnaval, wel vrolijk gekleurd
verzameling van ouderen met fruitversieringen op hun hoeden en kleurige ouderwetse soepjurken. Bij het plein is een plek om te ‘stoppen’ en 3 minuten een dans te doen. Schijnbaar is er ergens een jury of zo. Het is hilarisch om naar de oudjes te kijken. Jaren van vetes en jalousie komen naar boven. Een dame doet niets anders dan de ‘dansers’ heen en weer schuiven zodat ze met elkaar willen dansen. De een kijkt nog valser dan de ander. Erg bijzonder. Is dit nu het vrije vrolijke carnaval? Als de groep na hun zeer moeizame dansje verder is getrokken achter hun versierde auto met muziek zoeken wij een terras op. Dit was het dan. Na twee planteurs (heerlijke lokale cocktails) horen we weer muziek. Deze keer
Ons geduld wordt beloond met vrolijk, swingend
en luid feest.
veel vrolijker en live. Snel kijken…. Dit lijkt er op, vrolijke gewaden, drums en dansen. Gelukkig er staat nog meer op het programma. De hele avond (en nacht waarschijnlijk) gaat het door en trekken de groepen door de straten. Steeds terugkomend bij het plein om te dansen. Het is een vrolijke, kleurrijke boel en duidelijk een strijd tussen de groepen om zoveel mogelijk herrie en zo uitbundig mogelijk te dansen. Heerlijk om te zien.

Als we de volgende dag boodschappen gaan doen loopt een restant van de jongeren groep nog lawaai makend door de straten om te collecteren voor de voorbereidingen van het feest van volgend jaar. Daar geven we graag een bijdrage aan. Met boodschappen voor een paar dagen zeilen we naar Les Saintes. Een mooie zeiltocht, heerlijk windje. We ankeren tegen het eind van de middag bij een onbewoond eiland (Grand Ilet, Point Basse). Het heeft een kleine beschutte baai, er liggen maar een paar boten. We liggen naast een mooi rif. Deze keer zijn het niet alleen de vissen die de aandacht trekken maar ook de koralen en sponzen die erg mooi zijn en er voor de verandering gezond uit zien.

 


De volgende ochtend gaan we eerst nog een keer snorkelen bij dit mooie rif. Daarna op genua een stukje verder naar Terre-de-Bas, Point du Gouvernail. Volgens de pilot zouden er veel schildpadden moeten zitten, helaas zien we er geen. Wel veel mooie vissen en koralen. Omdat we erg onrustig liggen en dicht bij de kant varen we eind van de middag door naar Anse Fideling. Deze mooie beschutte baai kennen we nog uit 2016. Toen lagen we er alleen te midden van pelikanen. Deze keer is het vrij druk in de baai maar vinden we toch nog een rustig plekje. Ook hier is het mooi snorkelen bij de koralen op de rotsen langs de kant. De pelikanen zijn er ook nog steeds en geven een mooi schouwspel als ze zich steeds opnieuw in het water laten storten.

De volgende ochtend gaan we aan wal en maken een wandeling door het dorp. Het ziet er een stuk beter uit dan in 2016. Veel huizen zijn opgeknapt en zitten goed in de verf. We drinken wat aan de haven en
 
gaan weer lunchen op de boot. Onze poging om voor de avond iets te reserveren om te eten loopt op niets uit. Restaurant is opgeheven, verder zijn er alleen soort van kleine barretjes. We besluiten om te blijven liggen en wat langer van deze mooie rustige baai en zijn koralen en vissen te genieten. Er is één plek waar veel plastic zit op een zandplek op de bodem heeft verzameld. Voordat we vertrekken snorkelen we een volle vuilniszak bij elkaar. 
We snorkelen een vuilniszak vol plastic van de bodem.

Het is geen wonder dat we weinig plastic zien drijven, het is gezonken.

Anse Fideling, een ruime beschutte baai
Begin van de middag zeilen we kruisend naar de volgende baai. Zo tussen in de beschutting van de eilanden is het heerlijk zeilen. We laten het anker vallen bij Iles de Cabris. Al snel worden we weggestuurd, we mogen er alleen aan een mooring en die zijn allen vol. Vlak buiten het mooringveld mogen we wel voor anker, helaas is het ruim 15 meter diep, voor de verandering gaat alle ankerketting over boord. De volgende dag maken we vroeg in de ochtend, voor het erg warm wordt, een wandeling over het eiland. Inderdaad Iles de Cabris heeft geiten, veel geiten. En gek genoeg ook een verzameling katten, meest rood. We klimmen naar Fort Josefien en genieten van het uitzicht over de baaien en eilanden van de Saints. Aan de overkant ligt Fort Louis. Tja, je zal weten dat je in Frankrijk bent! Na de wandeling vertrekken we weer naar het hoofdeiland. We kunnen ongeveer de helft zeilen, dan is na een flinke bui de wind helemaal op. Het is nog steeds vreemd wisselvallig weer. We motorren het laatste stuk naar de baai van St Anne. Je ligt er achter riffen maar dat maakt in dit geval niet veel uit voor de golven. Het schommelt er flink. Helaas is er alleen gras en niet veel te snorkelen.

29 februari is de laatste dag aan boord voor ons bezoek. We zeilen naar de haven van Point-au-Pitre vanwaar ze de volgende dag naar het vliegveld kunnen komen. Er trekken dikke grijze buien langs maar wij houden het droog. Bij het varkenseiland stoppen we nog even om te zwemmen en lunchen. Dan op naar de haven. We krijgen hulp bij het achteruit inparkeren en oppikken van de mooring voor de boot. Altijd weer even wennen zo tussen al die boten manoeuvreren. Gelukkig gaat alles goed. Al snel draait de eerste wasmachine en tanken we water. Met 4 personen en veel douchen na het zwemmen zijn we in een week leeg. In de avond gaan we uit eten voor een laatste avondmaal. Het wordt een gezellige laatste avond.

Dan is het 1 maart. Niet alleen de laatste ochtend aan boord voor ons
bezoek maar ook Manon haar 50-ste verjaardag, oef! In de ochtend een hoop stiekem ge-app van Stef. Als ik om 8 uur buiten sta komt er iemand met een groot bos bloemen over de steiger aanlopen. Vanuit Nederland is er door de familie Zwart een ontbijt, bloemen en taart geregeld. Wat een verrassing, tranen vloeien rijkelijk. Dit zijn de momenten waarop familie flink gemist wordt. Via een videoverbinding contact met Groningen. Om het te vieren
zitten ze daar al om 11 uur s’ochtends met een glas wijn klaar om te proosten. De hele dag verder wordt ik verwend, de boot hangt vol slingers. Buiten wappert de was minstens zo vrolijk. Havendag is altijd ook een wasdag. Om 14.00 stapt het bezoek in de taxi, ze hebben er van genoten. En wij eigenlijk ook van een soort vakantie. In de middag ontmoeten wij de Aquamarijn die ook net op Guadeloupe is aangekomen. Gezellige borrel op terrasje daarna samen uit eten voor verjaardag.
Proost, op nog 50 jaar
2 maart boeken we nog 1 nacht bij om rustig wat te kunnen klussen en meer was te kunnen draaien. Het wordt een dag van ontspannen klusjes en boodschappen doen in de supermarkt op de haven. De voorraden moeten weer aangevuld voor de rest van de trip. 3 maart varen we na een laatste keer boodschappen doen weer de haven uit. We varen om de zuidwest punt van Guadeloupe, een heerlijke zeiltocht waarbij al snel het rifje er uit kan. We gaan voor anker voor de hoofdstad Basse Terre op 10 meter kraakhelder water. Bij het anker ziet Stef een handdoek op de bodem liggen die hij opdregd. Weer een hoop microvezels uit het water verwijderd, en een nog handige handdoek ook. De volgende dag zeilen we langzaam in de luwte van Guadeloupe naar Pigeon Island. Het eiland ligt in het Cousteau National Marine Park. Helaas zijn de mooringen bij het eiland niet meer toegankelijk voor plezierboten en moeten we verderop voor anker. Was leuk geweest om bij het eiland te snorkelen. Langs de rand van de baai ook erg mooi koraal en vissen. De middag bereiden we verder de tocht naar Antigua verder voor. We hebben beide zin om weer een volgend eiland te bezoeken.

Hier onder nog enkele foto's van het schitterende onderwater leven.